Oude bestaande fabrieksgebouwen zijn omgevormd naar kantoren, loft en tuinen met enkele horecazaken. Door middel van een doorgang door het complex is het terrein ook toegankelijk voor publiek. Parkeren gebeurt ondergronds, zodat er maximaal plaats is voor groen.
Zeven binnentuinen
De zeven binnentuinen zijn met elkaar verbonden en hebben elk hun eigen identiteit. Dit wordt versterkt door per tuin gebruik te maken van een beperkt aantal soorten. De grootste centrale tuin is een daktuin bovenop de parkeergarage. Om het gewicht te beperken wordt gebruik gemaakt van een ultralicht materiaal dat voortkomt als restproduct bij de glasproductie. De planten zijn aangeplant in een substraat op basis van lava.
Cercidiphyllum japonicum, Quercus x bimundorum ‘Crimson Spire’, Populus tremula erecta, Nothofagus antarctica, Prunus serrulata ‘Kanzan’, Tetradium daniellii, Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’, Parrotia persica ‘Vanessa’, Ginkgo biloba.
